Het risico op infecties door darmparasieten bij kippen is niet groter als de kippen toegang hebben tot een buitenuitloop. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Monique Bestman aan de Universiteit Utrecht. Op 5 april verdedigt zij haar proefschrift.
“We hebben nauwelijks of geen eitjes van kippenparasieten in de grond van uitlopen aangetroffen”, aldus Bestman. “Infecties met darmparasieten zijn wijdverbreid aanwezig, maar we hebben geen verband kunnen aantonen met uitloopgebruik. Sterker nog, de stal lijkt een groter risico te zijn dan de uitloop: strooisel in de stal bevat meer parasieteneitjes dan de grond in de uitloop. Uit onderzoek onder biologische koppels in Zweden, Nederland en Italië bleek dat alleen de Nederlandse kippen ontwormd werden, maar dat ze globaal gezien evenveel worminfecties hebben als de buitenlandse kippen die niet werden ontwormd.”
Begroeiing vermindert risico op vogelgriep
Bestman, die onderzoek doet aan het Louis Bolk Instituut in Bunnik, keek ook naar het welzijn van leghennen. Leghennen die elke dag naar buiten kunnen, hebben volgens haar een beter welzijn dan kippen die dat niet kunnen. Het biedt de kippen meer mogelijkheden voor natuurlijk gedrag, meer ruimte en frisse lucht. De leghennen hebben minder schade door verenpikken en ook minder pikwonden, ontdekte Bestman tijdens haar promotieonderzoek. Ook zag zij minder wilde watervogels in uitlopen die zijn begroeid met bomen of struiken. Begroeiing kan indirect het risico op vogelgriep helpen verminderen.
Het risico dat kippen buiten de stal worden gegrepen door een roofdier, leek niet beïnvloed te worden door bomen en struiken. Uit een enquête bleek dat gemiddeld bijna 4 procent van de hennen met een uitloop gevangen en opgegeten wordt door een roofdier, vooral door roofvogels, op een totale sterfte van zo’n 10 procent.
In Nederland heeft bijna een derde (29 procent) van de leghennen toegang tot een buitenuitloop – als er tenminste geen sprake is van ophokplicht vanwege de vogelgriep.