Het verlagen van het totale gehalte aan ruw eiwit in het voer van zeugen in de kraamstal verhoogt de eiwitefficiëntie zonder de lactatieprestaties te verminderen, mits het aandeel langzaam verteerbaar eiwit in het rantsoen voldoende is. Dit is de conclusie van onderzoeker Hao Ye, die op vrijdag 20 september hoopt te promoveren aan Wageningen Universiteit.
Tijdens de lactatieperiode teren zeugen op hun lichaamseiwitreserves om genoeg melk te produceren voor hun biggen, wat nadelige gevolgen kan hebben voor hun prestaties. Het optimaliseren van de eiwitbenutting in het voer is daarom essentieel.
Hao Ye’s onderzoek toont aan dat een langzamere vertering van eiwitten in het rantsoen de groei van biggen kan bevorderen en het verlies van lichaamseiwitten bij de zeug kan beperken. Een lager totaal ruw eiwitgehalte in het voer kan de eiwitefficiëntie verbeteren zonder de lactatie negatief te beïnvloeden, zolang er voldoende langzaam verteerbaar eiwit aanwezig is.
Daarnaast ontdekte Ye dat een verslechtering van de lichaamsconditie van zeugen in de kraamstal leidt tot een lagere plasmaprogesteronconcentratie. Dit kan de ontwikkeling van de conceptus op dag 8 na de ovulatie belemmeren en invloed hebben op de volgende worp.