Op de meeste varkensbedrijven worden biggen standaard behandeld met een coccidiostaticum zoals toltrazuril, via orale preparaten (dag 3-5) of injecties (dag 1-4 of 2-3). Deze behandeling vermindert het aantal coccidiën, beperkt darmschade en helpt het dier weerstand op te bouwen, maar elimineert de parasiet niet volledig. Hierdoor blijven herinfecties en coccidiënuitscheiding op latere leeftijd mogelijk. Ook zeugen en beren kunnen coccidiën uitscheiden en zo de omgeving besmetten.
Bij diarree ondanks behandeling is het belangrijk de dosering, toedieningstijd en het lichaamsgewicht van de big te controleren. Onderdosering of te late toediening (na dag 5) kan een rol spelen. Soms wordt resistentie tegen toltrazuril vermoed, al is dit lastig te bevestigen door gebrek aan specifieke tests. Bij aanhoudende problemen moet de dierenarts dit melden bij het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen, waarna de fabrikant onderzoek doet.
Vaak blijkt dat reiniging of desinfectie op het bedrijf onvoldoende is. Als behandeling én hygiëne op orde zijn, maar coccidiose aanhoudt, kan resistentie sterker worden vermoed. Er is echter weinig inzicht in resistentie bij coccidiën.
Bron: Royal GD