In de afgelopen twee jaar is bij twintig melkveebedrijven uit het project ‘Koe en eiwit’ nauwkeurig gekeken naar de gezondheid van alle diergroepen. Op dinsdag 15 april werden de resultaten besproken met betrokken veehouders, dierenartsen en adviseurs. Tijdens deze bijeenkomst bleek dat een lager gehalte aan ruw eiwit in het voer geen duidelijke negatieve invloed heeft op de diergezondheid. Andere factoren zoals voerkwaliteit, ruwvoer, bedrijfsmanagement, rantsoensamenstelling en blauwtong bleken belangrijker.
In totaal werken ruim 150 melkveehouders mee aan dit praktijkproject, waarbij het rantsoen gemiddeld circa 155 gram ruw eiwit per kilo droge stof bevat. Voor het deelonderzoek naar diergezondheid werden in 2022 twintig bedrijven geselecteerd die bekendstaan om hun goede registratie van diergezondheidsgegevens en die een representatieve verdeling hadden over diverse grondsoorten. Deze bedrijven werden begeleid door vijf dierenartsen.
Eind 2022 vond een nulmeting plaats. Daarnaast noteerden veehouders het geboortegewicht van kalveren en beoordeelden ze de biestkwaliteit met behulp van een Brix-meter. Gedurende het project werden de bedrijven vijf keer bezocht door dierenartsen, die telkens uitgebreide gegevens verzamelden en de fysieke conditie van het vee beoordeelden.
Er werden geen negatieve gevolgen van een lager eiwitniveau vastgesteld voor diergezondheid. De algemene conditie en de bewegingsscore van het vee waren vergelijkbaar met bedrijven die hogere eiwitgehaltes voerden. Ook het geboortegewicht van kalveren en de kwaliteit van biest waren vergelijkbaar. Verder zagen dierenartsen geen verband tussen lage eiwitniveaus en aandoeningen zoals mastitis, melkziekte of slepende melkziekte in de droogstandsperiode of bij het begin van de lactatie.
Bron: Boerderij