Diergeneesmiddelen | Onderzoek

Vaccinkwaliteit sleutel om dierziekte-uitbraken in te perken

Hoogwaardige vaccins met goede kwaliteitscontroles zijn essentieel voor het gezond houden van dieren en het beperken van ziekte-uitbraken.

Een vaccin hoeft niet precies overeen te komen met de virusstam van een uitbraak, zolang het krachtig en goed geproduceerd is. Bij een recente uitbraak van mond-en-klauwzeer in Uruguay bleek vaccinatie met een oudere stam al effectief vóór een tweede vaccinatieronde. Centrale controle op vaccins is cruciaal gebleken in Zuid-Amerika.

Elke vaccindosis moet minimaal 3 PD50 bevatten, wat doorgaans zorgt voor ongeveer 75% bescherming in kuddes en voldoende is om ziekteverspreiding te beperken. Bij sterk afwijkende virusstammen is een hogere dosis aanbevolen.

Langdurige bescherming meten is lastig; laboratoriumtests komen vaak niet overeen met echte situaties. Het is daarom belangrijk om kleine praktijktests uit te voeren bij jonge, ongevaccineerde dieren drie weken na vaccinatie.

Vaccins worden getest met virusneutralisatietesten (VNT) en ELISA. VNT is nauwkeuriger maar minder consistent; ELISA is eenvoudiger te standaardiseren en effectief in praktijkgebruik.

Kruisbescherming tussen stammen wordt gemeten met de r1-waarde; een lage waarde duidt op minder bescherming tegen nieuwe stammen. Toch kunnen goed geproduceerde vaccins vaak breed beschermen, zelfs met oudere stammen. Het combineren van meerdere stammen in één vaccin vereist zorgvuldige afweging, omdat dit soms de bescherming kan verminderen.

 

Deel dit bericht: