Wereldwijd zien we de laatste jaren een trend van een verschuiving van de prevalentie van meer koegebonden kiemen als S. aureus naar de meer omgevingsgebonden kiemen als E. coli en S. uberis. In veel landen is een toenemende trend zichtbaar van mastitis veroorzaakt door S. uberis. In Duitsland is de prevalentie gestegen naar bijna 25% in 2013. Een onderzoek in Engeland van Bradley et al. uit 2007 liet een prevalentie zien van 23,5%, terwijl een onderzoek van Biggs et al. uit 2017 al een prevalentie liet zien van 33%.
Streptococcus uberis, een groeiend probleem
Streptococcus uberis is een lastige mastitis verwekker om verschillende redenen. Eén van die redenen is dat het vaak een langdurig verhoogd celgetal geeft. In onderstaande grafiek zijn de celgetal patronen die verschillende mastitis verwekkers veroorzaken zichtbaar. Hiertoe zijn kwartieren geïnoculeerd met stammen die een subklinische mastitis hadden veroorzaakt. Wat opvalt is dat S. uberis een chronisch verhoogd celgetal geeft, frustrerend voor de veehouder en in de advisering die u als dierenarts geeft.
Daarnaast geeft S. uberis slecht behandelbare en terugkerende klinische mastitis. Voor de veehouder vaak zichtbaar als een koe die na behandeling leek op te knappen maar enige tijd later toch weer vlokken in de melk heeft. S. uberis kan echter ook heel ernstige mastitis geven waarbij het beeld ontstaat van een E. coli mastitis.
Welk plan van aanpak kan ik toepassen bij Streptococcus uberis probleem bedrijven?
Ten eerste is het belangrijk om zeker te weten welke veroorzaker een rol speelt door het uitvoeren van individueel BO. Bemonster hiervoor naast klinische gevallen het liefst ook enkele nieuw verhoogd celgetal dieren. Bij deze dieren is een vals negatieve uitslag bij bijvoorbeeld een Staphylococcus aureus die “zich verstopt in een biofilm” het minst groot. Tevens is het bekijken van de uiergezondheidsgegevens een cruciale stap. Enkele punten om naar te kijken zijn:
Hoe verlopen celgetal infecties op een bedrijf?
Zie ik een hoog aandeel nieuwe infecties en wat gebeurt er vervolgens met deze nieuwe infecties? Dit zegt iets over het karakter van de kiemen, of, en hoe, hoog celgetal dieren behandeld worden, en wat het succes is van deze behandelingen.
Hoe is het celgetal verdeeld over de verschillende pariteiten?
Is het celgetal een probleem bij de ouderekalfskoeien of zien we ook al vaarzen met (sub)klinische mastitis? En wanneer in lactatie treedt dit op? Bij veel verse vaarzen mastitis is het bijvoorbeeld zinvol om de mineralen voorziening te checken. Bij een celgetal probleem puur bij de oudere kalfskoeien is het extra zinvol de speenconditie eens te scoren.
Wat is het verloop van het celgetal gedurende lactatie?
Wanneer een hoog aandeel nieuwe celgetal infecties optreedt in de eerste maanden na afkalven moeten de gehele droogstand en transitieperiode onder de loep worden genomen. Bij een toename van het celgetal gedurende lactatie kan meer worden gedacht aan koegebonden kiemen en dus aan het verbeteren van de melktechniek en -hygiëne. Hoewel de meeste S. uberis soorten vanuit de omgeving komen, zijn veel S. uberis soorten in staat om een biofilm te vormen en zo een chronische infectie te geven. Daarnaast gedraagt een klein deel van de S. uberis soorten zich meer koegebonden en kan deze dus juist tijdens het melken worden overgedragen, net zoals bij S. aureus het geval is. Ook een slechte speenconditie kan een belangrijke oorzaak zijn van een oplopend celgetal gedurende lactatie, hoewel dit vaak ook meer mastitis geeft door omgevingskiemen.
Hoe worden koeien behandeld en wat is het effect hiervan?
Vraag ten eerste de veehouder goed uit welke behandeling wordt ingezet bij welke soorten mastitis. In Medirund kan daarnaast heel gemakkelijk worden gezien welke behandelingen worden ingezet. Het is dan ook zinvol hier eens naar te kijken en deze naast de gegevens te leggen die van de veehouder beschikbaar zijn. Wat betreft het behandelen in lactatie zien we op heel veel bedrijven met celgetalproblemen namelijk dat koeien al langere tijd een verhoogd celgetal hebben of zelfs eerst klinisch moeten worden voordat ze behandeld worden.
Dit terwijl naast de pariteit juist het lactatiestadium en de duur van het hoge celgetal van invloed zijn op de kans op een succesvolle genezing. Omdat dit per bedrijf kan variëren zal een goede registratie van de behandeling en evaluatie van de genezing moeten worden bijgehouden. Hier ligt dan ook een uitdaging voor onze veehouders en voor de rundveedierenartsen zelf. Het selecteren van de juiste koeien om die wel behandeld moeten worden en het maken van een bedrijfsspecifiek behandelplan zijn beide van groot belang. Zo hebben ouderekalfs koeien met een chronische infectie, net als bij bijvoorbeeld Staphylococcus aureus, ook bij S. uberis infecties, een lagere genezingskans.
Met een specifieke aanpak een wereld te winnen!
Streptococcus uberis is door al deze eigenschappen en een toenemende prevalentie een mastitis kiem die een steeds belangrijker plaats in neemt. Door de vaak flinke en chronische toename van het celgetal en daarop volgende daling van de melkproductie zijn ook de kosten aanzienlijk. Zo liet onderzoek van Steeneveld et al. uit 2011 zien dat de kosten van een S. uberis mastitis bij een intramammaire kuur van 3 dagen op gemiddeld 196 US dollar uitkomen, voor een verlengde kuur van 5 dagen in combinatie met parenterale behandeling op 246 US dollar.
De preventie van S. uberis mastitis is er dan ook op gericht om de infectiedruk te verlagen en de immuunstatus van de koppel te verhogen. Het verbeteren van kritieke managementmaatregelen en de bedrijfshygiëne blijven hierin van belang.
Wilt u meer weten over preventieve maatregelen die u kunt nemen in de strijd tegen Streptococcus uberis mastitis bij uw veehouders? Neem dan contact op met uw Hipra contact persoon.