Het RIVM en de NVWA starten in januari 2021 een onderzoek naar zoönotische ziekteverwekkers in de melkveehouderij. Dat meldt de KNMvD. Het doel van het onderzoek is het verzamelen van informatie over welke zoönotische ziekteverwekkers melkvee bij zich draagt.
Daarnaast wordt onderzocht of veehouders, medewerkers en gezinsleden deze ziekteverwekkers ook bij zich dragen. Tenslotte wordt gekeken naar risicofactoren, zodat ingeschat kan worden hoe deze infecties voorkomen en bestreden kunnen worden.
Mest- en stofmonsters
Via een steekproef worden 200 melkveebedrijven geselecteerd voor het onderzoek. Inspecteurs van de NVWA bezoeken deze bedrijven en verzamelen mest- en stofmonsters in de stal(len). Samen met de veehouder wordt een vragenlijst ingevuld over het bedrijf. De monsters worden onderzocht op de aanwezigheid van Campylobacter, Salmonella, Listeria, ESBL-producerende bacteriën, MRSA, STEC, Cryptosporidium en Clostridium difficile.
Gezinsleden en medewerkers
Het RIVM vraagt veehouders, gezinsleden en medewerkers van deze bedrijven of zij ook willen deelnemen aan het onderzoek bij mensen. Deelnemers wordt gevraagd om twee ontlastingsmonsters en een neusswab af te nemen en op te sturen. Hierin wordt onderzocht of de onderzochte bacteriën en parasieten ook bij mensen op het bedrijf voorkomen. Daarnaast wordt in het tweede ontlastingsmonster het microbioom, de verzameling van alle bacteriën die in de darm leven, van de deelnemers bepaald. Het microbioom van deze groep melkveehouders zal vervolgens worden vergeleken met een vergelijkbare groep mensen uit de algemene bevolking.
De veehouders ontvangen, indien gewenst, de uitslagen van de onderzoeken op hun bedrijf. De uitslagen van deze onderzoeken hebben geen consequenties voor de onderzochte dieren of de deelnemende bedrijven.