In een vrije uitloop komt er bij leghennen minder verenpikken voor dan bij dieren die continu in de stal zijn. Dat blijkt uit onderzoek van het Louis Bolk Instituut.
“Bovendien gaan in geval van een goed ingerichte uitloop en op tijd aanleren, de kippen direct en in grote aantallen naar buiten zodra ‘s ochtends de toegang opengaat, ook een teken dat ze dat graag willen”, aldus onderzoeker Monique Bestman. Zij stelt ook vast dat de mest van de hennen en ook de bodem van de uitloop nauwelijks eitjes van darmparasieten bevatten.
De kippenboeren met een vrije-uitloopstal hebben te maken met nogal wat vooroordelen over de risico’s, bijvoorbeeld dat het dierziektes in de hand zou werken. “Dat blijkt in veel gevallen genuanceerder te liggen of goed te ondervangen te zijn”, zegt Bestman. “Er wordt bijvoorbeeld gezegd dat de kippen buiten meer darmparasieten oplopen, omdat je die grond niet kunt schoonmaken of desinfecteren. Uit ons onderzoek naar parasitaire wormeitjes in kippenmest en in de grond bleek echter dat die parasieteneitjes nauwelijks in de buitengrond zitten en dat er vrijwel geen relatie te zien is met uitloopgebruik. Zwitsers onderzoek liet juist zien dat in strooisel in de stal veel meer wormeitjes zitten. Een mogelijke verklaring is dat de dieren buiten over een veel groter gebied poepen en daarmee de wormeitjes veel meer verspreiden, waarmee de infectiekans dus kleiner is, terwijl het in de stal allemaal bij elkaar komt. Een ander onderzoek liet zien dat ingebrachte parasieteneitjes in een natuurlijke bodem met bodemleven veel sneller verdwijnen dan in gesteriliseerde grond, dus grond zonder bodemleven.”
Bron: Louis Bolk Instituut