In de praktijk behandelen we dagelijks kalveren met diarree of longproblemen. Om preventieve maatregelen te kunnen nemen is het van belang de immuniteit van het kalf te verhogen. Inzicht en kennis van de opbouw van het immuunsysteem is hiervoor essentieel. Welke rol spelen goede bacteriën uit biest in het ontstaan van de immuniteit van het kalf? Wat gebeurt er met de immuniteit van het kalf rond spenen?
In het vorige artikel ‘’Terug naar het begin: immuniteit van het pasgeboren kalf’’ bespraken we de immuniteitsopbouw van het kalf in utero en bij het pasgeboren kalf.
Terwijl alle essentiële componenten voor opbouw van een adequaat functionerende immuniteit al aanwezig zijn bij het pasgeboren kalf, duurt het zeker 2 tot 4 weken voordat het immuunsysteem functioneel is en goed werkt. Het kalf heeft namelijk einde dracht en in de eerste weken na geboorte, een onderdrukte afweer. Dit komt met name omdat de placenta progesteron, prostaglandines en cytokines produceert, die zowel de koe als het ongeboren kalf beïnvloeden. Ook hoge bloedspiegels van oestradiol en cortisol aan het einde van de dracht hebben een immunosuppressief effect. Door onderdrukking van immuun herkenning en vermindering van de immuunrespons wordt voorkomen dat de koe het ongeboren kalf gaat beschouwen als lichaamsvreemd. De onderdrukking van het afweerstelsel is dus feitelijk noodzakelijk om de dracht in stand te houden! Het kalf zelf speelt een belangrijke rol in het op gang brengen van de geboorte door vorming van grote hoeveelheden cortisol. Deze hormonen blijven ook in de eerste levensweken actief.
De eerste weken is er dus een verlaagde antistofopbouw door het kleine aantal B cellen plus het immuun-onderdrukkend effect van corticosteroïden en hormonen verkregen via de koe. Het duurt ongeveer 5 maanden totdat het aantal circulerende B cellen op het niveau is van een volwassen koe. Het overall effect van de immunomodulatie van het jonge kalf is het verlagen van de Th1 response. Er wordt minder antigen aangeboden aan de T cellen, waardoor er weinig antistofproductie is en een klein aantal gedifferentieerde B cellen.
Normaal gezien zijn er geen antistoffen aanwezig in het serum van pasgeboren kalf. Deze is voor 100% afhankelijk zijn van de passief verkregen immuniteit uit biest. Dit kan alleen als een grote hoeveelheid, kwalitatief hoogwaardige biest zo snel mogelijk na de geboorte wordt toegediend. In het tweede deel van deze serie (zie artikel gepubliceerd op 22 maart) is al ingegaan op de bioactieve componenten van biest. Biest bevat naast een zeer hoge voedingswaarde en grote hoeveelheden immunomodulerende stoffen, echter ook bacteriën. Deze bacteriën bepalen in belangrijke mate de ontwikkeling van het microbioom van het kalf en staan aan de wieg van het ontstaan van mucosale immuniteit.
Het microbioom van het kalf en haar metabolieten staan centraal in de ontwikkeling van immuniteit van het kalf door de ontwikkeling van de zgn. microbioom – gut – brain- axis. Zonder deze bacteriën zal het kalf geen functionele immuniteit kunnen ontwikkelen.
In recente studies wordt veel belang gehecht aan probiotisch werkende bacteriën zoals Lactobacillus, Bifidobacterium en Streptococcus species die niet alleen een grote invloed hebben op de immuunontwikkeling maar ook op groei, ontwikkeling en welzijn van jonge dieren. Bij mensen worden deze probiotica al psychobiotics genoemd vanwege de preventieve werking op mentale problemen en wisselende stemmingen en emoties via de gut brain axis.
Het microbioom wordt beïnvloed door leeftijd, voeding, stress en omgevingsfactoren. Door opname van de biest vindt de eerste kolonisatie van bacteriën plaats. Naarmate het kalf ouder wordt, volgen meerdere soorten bacteriën elkaar op in de kolonisatie. Er ontstaat een “microbiële community” van commensalen. Samen met hun metabolieten beïnvloeden deze de gezondheid en integriteit van de mucosa van spijsvertering en luchtwegen maar ook van de afweercellen die zich in de onderliggende weefsels bevinden. Mucosale immuniteit en dan met name het Gut-Associated Lymfoid Tissue (GALT), wordt enorm beïnvloed door wat er gebeurd aan het oppervlak van de slijmvliezen. Het GALT zal bepalen wat er gebeurd met antigenen. Een actieve bescherming tegen pathogenen of een actieve tolerantie van commensalen en voedingsantigenen.
Plotse voerovergangen, verminderde voeropname, gemis van melk maar ook het verplaatsen van dieren naar een andere stal en mengen van dieren van verschillende bedrijven zorgt voor een grote verandering in de populatie van de bacteriën die het microbioom vormen. Het gevolg is een verschuiving binnen het microbioom, met als gevolg dysbiosis. Gevolg van een dysbiosis kan zijn dat mucosae beschadigd raken en pathogenen makkelijker een porte d’entrée hebben. Het lymfoide weefels in de mucosae van spijsverteringststelsel en luchtwegen raakt dan in crisis.
De kans op ziekte is erg groot rondom deze microbiële shift. In de praktijk zien we dan ook een hogere dierziekte incidentie van darm – en longaandoeningen bij plotseling spenen of voerveranderingen maar ook na een lang transport of groeperen van kalveren in grote aantallen van diverse herkomsten via verzamelcentra. Het voorkomen van ziektes bij jonge kalveren door het optimaliseren van het immuunsysteem zal altijd een uitdaging blijven!
Wilt u meer weten over de opbouw van immuniteit bij kalveren en op welke manier u daar als dierenarts een positieve bijdrage aan kunt leveren? Bemachtig dan zo snel mogelijk een exemplaar van het Bovine Immunity Book. Heeft u nog geen exemplaar van dit boek? Neem dan contact op met een van onze dierenartsen:
Jessica Hartjes, 06-3800 8533 (Nederland)
Anne-Lynn Geertshuis (Noord-Oost Nederland) 06-2046 9304
Annemiek Timmermans (Midden Nederland) 06-13702817
Sabine Hoogeveen (Noord-West Nederland) 06-8279 0165
Niels Groot Nibbelink (Zuid Nederland) 06-8100 2036
Wilt u meer weten over de opbouw van immuniteit bij kalveren en op welke manier u daar als dierenarts een positieve bijdrage aan kunt leveren? Bemachtig dan zo snel mogelijk een exemplaar van het Bovine Immunity Book. Heeft u nog geen exemplaar van dit boek? Neem dan contact op met een van onze dierenartsen: Jessica Hartjes, 06-3800 8533 (Nederland), Niels Groot Nibbelink (Zuid Nederland) 06-8100 2036, Ruth Meenks (Noord Nederland) 06-1370 2817, Sabine Hoogeveen (West Nederland) 06-8279 0165 of Anne-Lynn Geertshuis (Oost Nederland) 06-2046 9304