Uit een risicoanalyse van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) blijkt dat luchtgedragen overdracht van vogelgriep via uitwerpselen van wilde watervogels geen belangrijke rol speelt bij de infectie van binnengehouden pluimvee.
WBVR, onderdeel van Wageningen University & Research, voerde in 2021 een semi-kwantitatieve risicoanalyse uit naar de insleep van het hoogpathogene vogelgriepvirus (HPAIv) op pluimveebedrijven via aerosolen van mest van besmette wilde vogels. Deze analyse, gebaseerd op een eenvoudig model, schatte het risico op overdracht via deze route als zeer klein in. Met ondersteuning vanuit Wettelijke Onderzoekstaken (WOT) werd vervolgonderzoek gedaan met een volledig kwantitatief microbieel risicobeoordelingsmodel. Volgens veterinair epidemioloog Armin Elbers kan dit model de kans inschatten dat vervliegende uitwerpselen van wilde vogels rondom pluimveebedrijven resulteren in een HPAIv-infectie in een pluimveestal.
De waarden van de modelparameters kwamen uit wetenschappelijke literatuur en experimentele gegevens. De beschikbaarheid van gegevens varieerde, vooral voor parameters over het vervliegen van uitwerpselen, de overleving van HPAIv en de verspreiding van aerosolen, wat tot onzekerheid leidde.
Volgens risicoanalist Clazien de Vos is de dagelijkse besmettingskans van een pluimveebedrijf via vervliegende besmette uitwerpselen uiterst gering. Zelfs bij een worst-case scenario is de kans op besmetting nog steeds erg laag: eens in de 17 jaar. Het model geeft een gemiddelde schatting over verschillende bedrijfstypen, virusstammen en wilde vogelsoorten, met een relatief hoge onzekerheid. De onderzoekers concluderen dat deze route onwaarschijnlijk een belangrijke rol speelt in HPAIv-uitbraken bij binnengehouden pluimvee.
Andere risicofactoren, zoals inconsistent naleven van bioveiligheidsmaatregelen, kunnen belangrijker zijn bij de introductie van HPAIv. De risicoanalyse biedt ook handvaten voor het voorkomen van door de wind ondersteunde overdracht van HPAIv via uitwerpselen van geïnfecteerde wilde vogels. Het drogen van deze uitwerpselen, wat aerosolisatie mogelijk maakt, gebeurt vooral tijdens het vogelgriepseizoen op verharde oppervlakken rondom de stallen. De kans op een keten van opdrogen, aerosolisatie en windtransport van nog infectieuze HPAIv-deeltjes via luchtinlaten is zeer laag.
Elbers adviseert pluimveehouders om regelmatig uitwerpselen van wilde vogels rondom stallen te controleren en veilig te verwijderen, wat ook de kans verkleint op mechanische verspreiding door laarzen van mensen die op het terrein lopen en de stallen binnengaan.