Van alle schapen had begin dit jaar slechts 10 procent antistoffen tegen blauwtong type 3, terwijl dit percentage bij runderen 20 procent was. Dit blijkt uit onderzoek van Royal GD op basis van bloedmonsters. Veel getroffen schapen bezweken aan de ziekte, wat het belang van vaccinatie onderstreept.
Voor het onderzoek werden schapenbedrijven benaderd die ook monsters moesten inzenden voor de monitoring van een andere ziekte. Nederland is hiervoor ingedeeld in twintig regio’s, en begin dit jaar werden bloedmonsters van 4.947 schapen van 387 bedrijven onderzocht. Bij 47 procent van de onderzochte schapenbedrijven werd bij minstens één schaap antistoffen tegen de blauwtongvariant aangetroffen die vorig jaar opdook. Bij melkveebedrijven was dit 64 procent.
In het kerngebied, in het midden van het land, werd bij één regio zelfs bij 93 procent van de bedrijven antistoffen gevonden bij ten minste één schaap. In het zuiden was dit aanzienlijk minder, met Limburg op 13 procent. Op bedrijven waar schapen antistoffen in het bloed hadden, had gemiddeld 23 procent van de dieren antistoffen. Bij rundvee was dit percentage 42 procent. Ook hier lag het percentage in het kerngebied hoger, met 53 procent in Flevoland.
De onderzoekers van Royal GD verwachten dat gemiddeld 10 procent van de schapen in Nederland antistoffen heeft tegen blauwtong, en bij melkvee is dit 20 procent. In gebieden waar de ziekte sterk aanwezig was, zoals het Groene Hart, ligt dit percentage op 49 procent. Vanwege het lage percentage beschermde schapen, benadrukken de onderzoekers het belang van vaccinatie.