Kennispartnerbericht van Hipra

Uiergezondheidsproblemen door S. uberis vraagt om een gedegen plan van aanpak

Wereldwijd zien we de laatste jaren een trend van een verschuiving van de prevalentie van meer koegebonden kiemen als S. aureus naar de meer omgevingsgebonden kiemen als E. coli en S. uberis. In veel landen is een toenemende trend zichtbaar van mastitis veroorzaakt door S. uberis. Ook in Nederland bleek uit de monitoring van Royal GD dat in 2021 S. uberis met 20% de koploper was van de bacteriologie uitslagen van individuele melkmonsters. Daar waar deze mastitisverwekker in 2018 nog met 14% op plek drie stond.1 Aangezien S. uberis voor grote uiergezondheidsproblemen kan zorgen is een gedegen plan van aanpak van belang.

S. uberis gedraagt zich meestal omgevingsgebonden en kan goed overleven in (vuil) stro, mest en modder. Maar ook op de huid en slijmvliezen van de koe. Ook zijn er stammen bekend die met name een meer koegebonden karakter hebben. Zoals beschreven in ‘Mastitis en immunologie’ hebben verschillende S. uberis stammen verschillende eigenschappen om zich in meer of mindere mate aan te passen aan hun host. Helaas kan S. uberis tot zeer grote problemen leiden op een melkveebedrijf. Met veel klinische mastitisgevallen en een explosief stijgend tankcelgetal.

Wat is een praktische aanpak om een uiergezondheidsprobleem te benaderen?

Naast een gedegen celgetal analyse is analyse van de klinische mastitisgevallen en immuunstatus van de koppel van belang. Hieronder worden deze laatste twee punten verder uitgediept. Belangrijk is om allereerst op het probleem te focussen. Pas wanneer dit goed in kaart is gebracht kan gezocht worden naar de meest effectieve oplossingen.

  1. Bereken het aantal klinische mastitisgevallen op het bedrijf. Per 100 koeien per jaar of per maand. Waar 1 mastitisgeval 1 afwijkend kwartier is. Hierbij is een incidentie van 2% of meer per maand een indicatie van ofwel een hoge infectiedruk ofwel een tegenvallende immuniteit van de koppel.2
  2. Onderzoek of de klinische mastitis gevallen worden veroorzaakt door; gram-negatieve of gram-positieve bacteriën, major of minor pathogenen, koegebonden of omgevingsgebonden pathogenen. Zoals eerder genoemd gedraagt uberis zich over het algemeen omgevingsgebonden, als een major pathogeen. Maar er zijn ook stammen die een meer koegebonden karakter hebben. Hierbij zien we dat op bedrijven waar meer koegebonden S. uberis speelt, infecties hardnekkiger zijn.
  3. Bekijk of de infecties met name vanuit de droogstand ontstaan of tijdens de lactatie. Hierbij gaan we uit van een oorsprong in de droogstand bij klinische mastitisgevallen die in de eerste 2 maanden van lactatie ontstaan. En een oorsprong in lactatie bij gevallen die optreden na 2 maanden in lactatie.2 Bij klinische mastitis veroorzaakt door uberis vormt op veel bedrijven de droogstand een risico voor infectie.3
  4. Bereken het percentage ernstige mastitisgevallen. Dit zou niet meer dan 15% van alle mastitisgevallen mogen zijn. Een hoog percentage aan ernstige mastitisgevallen is vaak het resultaat van; hoge infectiedruk van omgevingsgebonden mastitiskiemen, slechte immuunstatus van de koeien, een hoge prevalentie van gram-negatieve bacteriën.2 In het geval van uberis treden in ongeveer 10% van de klinische mastitisgevallen, veroorzaakt door S. uberis, algemene ziekteverschijnselen op.4
  5. Bereken het percentage herhaalgevallen. Gedefinieerd als 2 of meer gevallen van klinische mastitis bij dezelfde koe in de huidige lactatie. Het percentage herhaalgevallen zou niet hoger mogen zijn dan 20% van alle mastitisgevallen op het bedrijf.2 Bij uberis is het optreden van herhaalgevallen een bekend probleem.
  6. Is de immuunstatus van de koppel een risico? Dit kan het geval zijn bij2;
    • Een hoge incidentie van klinische mastitis (>2%/maand) die veroorzaakt wordt door omgevingsgebonden kiemen.
    • Een hoge incidentie van eerste gevallen klinische mastitis (>10%) ondanks beperkte infectiedruk.
    • Een hoog percentage herhaalgevallen (>20%) of klinische mastitis gevallen die overgaan in subklinische mastitis ondanks passende, op BO en ABG gebaseerde, behandelprotocollen.
    • Hoge incidentie van andere aandoeningen. Zoals infectieziekten, transitieziekten etc.
  7. Stel de meest effectieve maatregelen voor om infectiedruk te verlagen en/of de immuniteit van de koeien te verbeteren, gebaseerd op de bevindingen. Wanneer het inderdaad uberis is die de meeste problemen lijkt te veroorzaken dan ligt de focus, naast het optimaliseren van de immuunstatus van de koppel, met name op het minimaliseren van infectie vanuit de omgeving en een goede uierhygiëne voor melken.

Meer weten over mastitis en vaccineren? Neem dan contact op met een van de dierenartsen; Jessica Hartjes, 06-3800 8533 (Nederland), Pauline Athmer (Zuid Nederland), 06-8100 2036, Ruth Meenks (Noord Nederland) 06- 370 2817, Sabine Hoogeveen (West Nederland) 06-8279 0165 of Anne-Lynn Geertshuis (Oost Nederland), 06-2046 9304.

 Referenties:

  1. Veterinair, Royal GD, jaargang 28, nummer 3, maart 2022.
  2. Het boek “Bovine immunity, making immunology and vaccinology come alive”, hoofdstuk 6, the mammary gland and the immune response (Chase et al, Hipra, 2021).
  3. Kromker et al. Bovine Streptococcus uberis intramammary infections and mastitis, review article, Clin Microbial 2014, 3:4.
  4. Het boek “Uiergezondheid rund”, hoofdstuk 2, mastitisbacteriën. (Theo Lam en Sarne De Vliegher, 2017)
Hipra
Over Hipra
HIPRA is een diergeneeskundig farmaceutisch bedrijf dat zich toegelegd heeft op het onderzoek, de productie en het op de markt brengen van producten voor de wereldwijde diergezondheid.