Demissionair minister Adema van LNV wil komen met twee pakketten met dierenwelzijnsmaatregelen, via wijziging van de artikelen 2.2 en 2.8 van de Wet dieren, als alternatief voor het aanpassen van artikel 2.1. Dat heeft hij de Tweede Kamer laten weten. Op 4 maart werd over het voorstel van Adema gedebatteerd door de vaste commissie voor LNV van de Tweede Kamer. Op 19 maart stemt de Tweede Kamer over Adema’s alternatief en over nieuwe amendementen die op 4 maart werden ingediend door Kamerleden.
In mei 2021 hebben de Tweede en Eerste Kamer per amendement artikel 2.1, eerste lid van de Wet dieren gewijzigd. Een wijziging van artikel 2.1 leidt volgens Adema en de veehouderijsectoren tot grote onduidelijkheid bij zowel veehouders als toezichthouders over de vraag wat wel of niet is toegestaan bij de huisvesting van dieren. De wijziging zal naar verwachting leiden tot onder andere grote financiële gevolgen voor veehouders en rechtsonzekerheid. “Die gevolgen vind ik zeer onwenselijk, onnodig en wil ik voorkomen”, aldus de minister.
Eten, drinken, hemoglobine en zelfverzorging
Eind 2022 meldde Adema al dat hij niet artikel 2.1 wil aanpassen, maar de artikelen 2.2 en 2.8 van de Wet dieren. Ook het wijzigen van die artikelen heeft gevolgen voor de veehouderij, maar door een stapsgewijze aanpak over een langere periode, met twee sets aan dierenwelzijnsmaatregelen, wil de minister grote financiële gevolgen voor veehouders voorkomen, schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer.
Adema wil tot en met 2030 met een eerste pakket aan dierenwelzijnsmaatregelen komen “die veehouders zelf kunnen en moeten zetten”. Deze maatregelen hebben betrekking op onder andere het eten en drinken van de dieren in de veehouderij, verlaging van de bezettingsgraad bij vleeskuikens en het verhogen van het hemoglobinegehalte bij kalveren. Ook wordt in dit eerste pakket aandacht besteed aan zelfverzorging voor varkens en koeien.
Tweede set aan maatregelen
Een tweede set aan maatregelen, die gaan over onder andere meer leefruimte per dier en daarmee een lagere bezettingsgraad, wil Adema nu niet doorzetten. “Dit vanwege de investeringen die deze maatregelen vereisen en de gevolgen voor het verlies aan inkomsten. Het maken van keuzes hierin laat ik aan een nieuw kabinet.” De demissionair minister wil de tweede stap wel al zoveel mogelijk voorbereiden. Deze stap moet leiden tot een dierwaardige veehouderij in 2040.
De ambitie om in 2040 een dierwaardige veehouderij te hebben, houdt ook in dat niet alleen de veehouders hun bedrijven dierwaardig hebben ingericht, maar ook dat markt- en ketenpartijen als basisnorm uitsluitend dierwaardig geproduceerde producten zullen in- en verkopen, aldus Adema. “Voor veehouders is het belangrijk dat er duidelijkheid is over de afzetmogelijkheden in de (Nederlandse) markt en keten.” De minister wil ook rekening houden met de Europese dierenwelzijnsregelgeving voor een gelijk speelveld in Europa.
Tweede en Eerste Kamer moeten instemmen
De Tweede en Eerste Kamer zullen met het alternatief van Adema moeten instemmen. Als ze dat niet doen, zal toch de wijziging van artikel 2.1 in werking treden, op 1 juli 2024. Minister Adema is van mening dat dat zal zorgen voor een “onduidelijke juridische en onvoldoende handhaafbare en uitvoerbare situatie”.
Foto: Magnus Binnerstam/shutterstock